LENDENDOEK

Het laatste takje van de kerstboom stopt ze in de groene bak. De derde kerstdag vindt ze er de geschikte dag voor om de kerstboom af te breken. Ze heeft er genoeg van. Al dat kerstgedoe. Eigenlijk is ze het behoorlijk zat. De hele kersttroep wil ze in de grijze bak stoppen. Niet zo maar weggooien, maar op sodemieteren. Ze vindt het op om te schieten. Dat laatste brengt haar op het idee om de kerstkitsch net als de doelwitten in een schiettent op de tafel uit te stallen. Als eerste legt ze een kerstbal op tafel. De andere blijven in de dozen. Anders blijft er te weinig plaats over voor de overige prullaria. Maar een enkele bal daar is nauwelijks een bal aan. Ze legt er nog een naast. Dan komt de piek. Een opgeblazen kerstman à la cocacola-reklame. Zilvergekleurde dennekegel. Gebronsde eikels. Een naakte engel met lendendoek, waar de woorden Excelsius Deo gedrapeerd staan op de onzijdige schaamstreek. De spreekwoordelijk dom kijkende gecastreerde koe. Het hijgende ezeltje.
Nu komt ze aan de rand van de tafel. Er is nog plaats voor een paar schapen. Als een flits schiet  een herinnering aan haar middelbare schooltijd door het hoofd. Ze moest een kerstgedachte op het bord schrijven. In een van de zinnen kwam het woord kudde aan het einde van de regel. Ze korte het tussen de twee letters d af en draaide zich triomfantelijk om naar haar klasgenoten. Verder is ze niet gekomen. De rest van de kerstmiddag heeft ze in de kou van de gang doorgebracht.
Twee schapen zet ze neer. In de volgende rij op de tafel komen ook twee schapen. Dit doet ze met een glimlach. Ze krijgt er schik in. Het is net alsof het allemaal minder erg wordt. De humor relativeert de onnozele zwaarwichtigheid van het bombastische kerstvermaak. Vol heeft ze de roos getroffen. Als ze de voerbak neer zet, komt bij haar een aarzeling. Het kind ligt op de kop in de kribbe. Ze staat op en gaat naar de slaapkamer. Daar trekt ze haar feestjurk aan. In de keuken schenkt ze een glas wijn in en gaat voor de tafel zitten. Ze staart een tijd lang naar haar kerststoet midden op de tafel. Dan besluit ze om iets te doen wat ze al lang niet meer gedaan heeft, een kerstkaart schrijven. Met grote sierletters schrijft ze midden op een blanco blaadje: ‘ik denk aan jou’. Dan gooit ze de kerstspullen weg. Ze verdwijnen voor altijd in de grijze bak. Behalve de kerststoet. Die zet ze op de bovenste plank van de rommelkast. Tot het volgende jaar.
Wanneer het kersfeest weer losbarst, staat de stoet midden op tafel. Er naast liggen stapeltjes kerstkaarten. Iedere week van het afgelopen jaar heeft ze een kaart geschreven, ik denk aan jou. Midden in december gaan ze op de post.
Haar eigen brievenbus blijft net als andere kerstfeesten leeg. Maar tijdens de kerstdagen van dat jaar rinkelt haar nostalgische telefoon roodgloeiend. Rinkelt roodgloeiende kerstklanken. En zij zit in haar feestjurk voor de tafel met brandende kaarsen. Het kerstkind ligt met gespreide armen op de rug in de kribbe. Op de lendendoek van de engel staat met sierletters op de plaats van Excelcius Deo geschreven ‘ik denk aan jou’.